Destination: Kupang – West Timor – Indonesië.
Opdracht: Een verhaal voor het inflightmagazine Garuda Indonesia en dat in 3 dagen.
Onvoorbereid vertrokken, een beetje vervelend maar zo zit hier het leven als fotograaf in elkaar. Op het laatste moment horen dat je vertrekt naar Kupang.
Kupang? Misschien nooit van gehoord maar het is de hoofdstad van West Timor. West Timor, grotendeels christelijk, deel van de Indonesische provincie Nusa Tenggara Timor, heeft zo’n 1.3 miljoen inwoners.
Zo’n trip voelt altijd een beetje als ‘een sprong in het diepe’.
Onze eerste kennismaking, de sculptuur van de Sasando bij de ingang van het vliegveld van Kupang. Een fotogeniek muziek instrument gemaakt van palmblad en bamboe en al snel zou blijken een welkome toevoeging tot ons verhaal.
Ons kantoor in Jakarta heeft via het Ministerie van Toerisme het transport en gids al geregeld. Dat scheelt tijd en onderhandelingen en is erg handig bij korte trips.
Met mijn ontmoeting met de Rimba stam in Jambi/Sumatra nog vers in het geheugen gooi ik een balletje op over inheemse stammen op Timor bij onze chauffeur. Timor, dun bevolkt, voor deel bedekt met bos en weinig wegen. Nauwelijks verkeer en erg uitgestrekt. Het zou mij verbazen als er geen stammen zijn. Onze chauffeur /gids Rudi reageert zo van ‘vergeet het maar, veel te ver weg’ de Botis zijn ver weg. ‘Time is limited’ en ik schuif het idee voorlopig terzijde.
U denkt, ‘waarom google je niet even?’ Nou dat is qua bereik nog niet zo eenvoudig en moest wachten tot de wifi in het hotel. Ingecheckt in het hotel, helaas de Wifi geen bereik dus snel weer op pad want Garuda’s bestemming Kupang wacht. Rudi rijdt van hot naar her, krijg niet de indruk dat Kupang een erg bijzondere bestemming is. Laat ik het zo schrijven; Rudi beschikt niet over een interessante route. Doet er allemaal niet toe want voorlopig ben ik wel in West Timor en dat is sowieso al geweldig.
We rijden naar een haventje waar bootjes wachten voor de oversteek naar de eilanden in de buurt. Spitsuur, en behoorlijk veel volk op de been om huiswaarts te keren.
Halverwege haven en centrum stapt er een mooie jongedame bij ons in, stelt zich voor als July. Babbelt er lustig op los vooral met de chauffeur en een paar kilometer verderop stapt ze met een ‘goodbye’ plotseling weer uit. Vragend kijk ik Rudi aan, die stoïcijns met een brede glimlach voor zich uit kijkt.
‘KFC’ zegt ie wijzend op een ‘schreeuwend’ billboard. Ook hier KFC (Kentucky Fried Chicken) en tja dan hoor je erbij hoor, als stad.
Iedere keer verrast KFC’s of Mc D’s op de meest afgelegen plekken in Indonesië tegen te komen.
En als er geen is dan verkoopt iemand zelf wel eigengemaakte KENTUCKY. Geen KFC voor mij zeg, zeker weten dat we ergens een heerlijke maaltijd bij een plaatselijk eethuisje scoren.
Weet u waar je ook gaat in Indonesië, culinair ga je bijna nooit fout. Altijd weer verrassende gerechten. Voor ons werd het die avond, gegrilde Ayam kampong, wat zoiets is als scharrelkip, groente Pucuk Paku (scheuten van varen) en een groot bord witte rijst. Perfect!
’s Morgens na een snelle hap Nasi goreng op zoek naar de verhalen. Omgeving Kupang verkennen, de Sasando productie, een mooi instrument maar daar gaat dit verhaal niet over.
Mijn god wat is het warm zeg. Kupang bloedheet! Zo warm, zo heet dat je de zon hoort schijnen, tenminste zo noem ik dat.
Genieten hoor! Hoe warmer hoe beter, je poriën openen zich en in een mum van tijd….. kletsnat.
Kupang zeker niet opwindend te noemen, eerlijk gezegd een beetje saai misschien. Opvallend is wel de oorverdovende rock, pop in de Bemos, het plaatselijke openbaar vervoer. Wat een kabaal zeg, je hart dendert je lijf uit en je swingt heerlijk naar je bestemming. Top attractie; stoere chauffeurs en hevige onderlinge concurrentie. Want ja, bij wie stap je in? Zo’n ritje laat ik me niet ontnemen en kom erachter dat er een moordende concurrentie is tussen de vele busjes. Vooral op ‘Malam Minggu’ (zaterdag avond) in trek bij de jeugd als ik mijn bemo chauffeur moet geloven.
Zaterdagavond, tijd voor wakuncar (tijd voor je liefde) en is vaak het enige moment van de week dat verliefde stellen elkaar mogen ontmoeten. Dan is zo’n ritje met die oorverdovende muziek erg romantisch hoor vertrouwd de chauffeur mij toe .
Toch wel voldaan ’s avonds onder het genot van een Bier Bintang gekoeld met gehakte blokken ijs ergens in een goedkoop restaurantje raak ik aan de praat met een man van het eiland. Als ik naar de Botis vraag begint Atong enthousiast te vertellen. Ver weg maar er is een Boti dorp vier uur verderop. Rudi, onze chauffeur / gids zwijgt. Baalt hij dat ie half 6 de volgende dag moet vertrekken?
Waarachtig, stipt op tijd vertrekken we. Een vertrek zonder reserve wiel …. Nou dan hoef ik de rest niet uit te leggen toch? Uiteindelijk arriveren we zo rond half vier in de middag. Frustatie?, tuurlijk, kwaad?, zeker maar ach daar heb je meestal jezelf mee en kijk liever uit naar wat er komen gaat.
Terug naar de foto bovenaan. Stelt u zich voor, eindelijk aangekomen na geruime tijd op een onverharde weg rijden in de jungle, geweldig toch? Echt kicken en ineens uit het niets, springen schreeuwende kinderen de weg op, rennen achter onze auto aan.
De Botis! Het eerste de beste pad linksaf en parkeren de auto bij het dorp.
Onze aankomst veroorzaakt paniek, iedereen schiet weg, behalve dat ene meisje van de foto. Een wonderlijke aankomst! Een heftige discussie tussen Rudi en drie toegesnelde heren. Geen touw aan vast te knopen maar zo te horen niet echt een warm welkom.
Ineens gelach, gebaren en we mogen het dorp in. Het ijs gebroken? Door de poort der vruchtbaarheid, begeleidt naar het dorpshoofd, tenminste dat neem ik maar aan. Zoveel tijd hebben we niet, je blijft beleefd maar gaan zitten doe ik niet. Mijn collega schrijft, ik maak de foto’s en vraag via Rudi toestemming aan het dorpshoofd of ik foto’s mag maken.
Zonder toestemming geen foto, neemt u dat van mij aan. Ooit liep ik een pracht dorp op het eiland Sumba binnen, in mijn enthousiasme meteen fotograferen. Geloof het of niet, mijn camera werkte niet, gewoon een analoge camera, zonder toeters of bellen, de ontspanknop indrukken ging maar geen hoorbare klik. ‘Eerst naar het dorpshoofd’ – en ja hoor na zijn toestemming. De camera werkte! Volgens mijn gids ‘The silence power of magic’ maar dit terzijde.
Wat een bijzondere plek is dit. Opgewonden ga ik aan het werk. Mensen, varkens, blaffende honden en prachtige traditionele hutten vernuftig gebouwd. Vooral gegiechel, verlegen mensen. Ik niet minder hoor. Altijd een dwaze vertoning zo’n dikke zwetende witte op bezoek, stel ik mij zo voor. Stiekem fotograferen doe ik niet en dan is digitaal ideaal, schiet snel een paar selfies.
Mijn trouwe Nikon, de ijsbreker! Ik wijzend naar het schermpje en waarachtig weer dat ene meisje komt als enige dichterbij. Wil ook op de foto. U ziet het resultaat, haar onderzoekende blik, een beetje argwanend, plus een stukje statief erbij.
Veel tijd krijg ik niet, ze pakt mijn hand, trekt me mee naar haar ouderlijke hut neem ik aan. Zo verken ik het dorpje met een kinderschare er achter aan. Net mijn draai een beetje gevonden, moet ik opeens vertrekken. Rudy maant ons te vertrekken, we hebben genoeg gezien en voor ik het besef weer op weg.
Wat ging er mis? Echt geen idee. De Boti stam, hun taal ken ik niet, Rudi ook niet echt…… Welkom en toch ook weer niet.
Het staat hoog op mijn TO-DO lijst. Nog een keer, en zeker beter voorbereid op bezoek bij deze mensen. Wilt u ook mee? Bel me eens op.